Waarom afvallen niet alleen over gewicht gaat, maar ook over ontsteking en hormonen
.jpg?access_token=a0b42cd5-22ab-46b1-a452-9fd08c3931ae)
Wanneer we denken aan vet, denken we vaak aan wat we zien in de spiegel: een buikje, vetrolletjes, misschien wat extra kilo’s. Maar wat veel mensen niet weten, is dat vetweefsel veel meer is dan alleen een opslagplaats voor energie. Het is een actief, hormonaal orgaan dat boodschappen uitzendt naar de rest van je lichaam — en precies dáár begint het probleem als er te veel van is.
Wanneer vetcellen gaan schreeuwen: de MCP-1-reactie
Gezonde vetcellen (adipocyten) vervullen een belangrijke rol. Ze slaan energie op, produceren hormonen en helpen je lichaam in balans te houden. Maar wanneer vetcellen te vol en te groot worden — bijvoorbeeld bij overgewicht — raken ze gestrest. In die toestand beginnen ze ontstekingssignalen af te geven, waaronder MCP-1 (Monocyte Chemoattractant Protein-1). MCP-1 werkt als een soort sirene: het trekt immuuncellen, zoals macrofagen, aan naar het vetweefsel. Eenmaal aangekomen, gaan deze macrofagen zelf ontstekingsstoffen produceren zoals IL-6 (interleukine-6) en TNF-α (Tumor Necrosis Factor alfa), waardoor een toestand van chronische, laaggradige ontsteking ontstaat.
De stille saboteurs: IL-6 en TNF-α
Deze ontstekingsstoffen verspreiden zich door het hele lichaam. IL-6 verhoogt de systemische ontsteking en stimuleert de lever om C-reactive protein (CRP) aan te maken, een belangrijke marker voor ontsteking. TNF-α is bijzonder schadelijk omdat het de insulinegevoeligheid verstoort. Insuline kan daardoor minder goed zijn werk doen, namelijk glucose uit het bloed naar de cellen transporteren. En als insuline minder effectief wordt, beginnen andere organen — zoals de lever — het over te nemen.
Wat er misgaat in de spieren en lever
Doordat insuline minder goed werkt, kunnen spieren minder glucose opnemen. De bloedsuikerspiegel blijft hoog, ondanks dat het lichaam insuline aanmaakt. De lever interpreteert dit als een energietekort en schakelt over op:
• Gluconeogenese: het maken van glucose uit aminozuren
• Glycogenolyse: het vrijmaken van opgeslagen glucose (glycogeen)
Het gevolg? De bloedsuiker stijgt verder, en de insulineresistentie blijft zich verder zetten! Je komt in een vicieuze cirkel terecht.
Vrije vetzuren: brandstof voor meer problemen
Intussen stimuleert de ontsteking ook de lipolyse: vet wordt afgebroken tot vrije vetzuren (FFA's) die in de bloedbaan terechtkomen. Hoewel dat klinkt als vetverbranding, is het in dit geval niet positief: deze FFA’s blokkeren opnieuw de werking van insuline en zorgen voor vetopstapeling in lever en spieren. Het lichaam raakt nog verder uit balans.
Het verlies van een beschermengel: adiponectine
In gezonde vetcellen wordt adiponectine aangemaakt — een hormoon met een beschermende werking. Adiponectine vervult volgende functies:
• verhoogt de insulinegevoeligheid: Adiponectine verhoogt de insulinegevoeligheid van cellen, waardoor glucose beter wordt opgenomen en gebruikt. Dit helpt bij het reguleren van de bloedsuikerspiegel en voorkomt insulineresistentie, wat vaak voorkomt bij overgewicht.
• remt ontstekingen: Dit hormoon werkt ook ontstekingsremmend. Chronische ontsteking is vaak geassocieerd met obesitas en kan gewichtsverlies bemoeilijken.
• stimuleert vetverbranding: Adiponectine stimuleert de oxidatie van vetzuren in spieren en de lever. Hierdoor wordt vet efficiënter afgebroken en gebruikt als energie, wat bijdraagt aan gewichtsverlies.
Maar bij overvolle vetcellen neemt de productie van adiponectine sterk af. Hierdoor wordt het lichaam gevoeliger voor ontsteking én insulineresistentie. De natuurlijke balans verdwijnt en valt men ook moeilijker af!
Van vetopslag naar aderververkalking
De langdurige aanwezigheid van ontstekingsstoffen zoals IL-6 en TNF-α beschadigt uiteindelijk ook de bloedvaten. De binnenwand van bloedvaten raakt geïrriteerd, cholesterol nestelt zich makkelijker, en zo ontstaat aderverkalking (atherosclerose). Dit verhoogt het risico op hart- en vaatziekten, zoals een hartinfarct of beroerte.
Samenvattend ontstaat er een kettingreactie:
1) Te veel vet → meer MCP-1
2) MCP-1 → immuuncellen trekken naar vet
3) Immuuncellen → meer IL-6 en TNF-α
4) IL-6 & TNF-α → meer ontsteking, minder insulinegevoeligheid
5) Minder adiponectine → nog minder bescherming
• Gevolg: insulineresistentie, verhoogde bloedsuiker, verhoogd risico op aderverkalking
Het goede nieuws: dit proces is omkeerbaar
Wat hoop geeft, is dat dit proces niet definitief is. Met de juiste interventies kunnen ontsteking en insulineresistentie verminderd worden.
• Gewichtsverlies van 5–10% verlaagt ontstekingsmarkers en verbetert de insulinegevoeligheid.
• Beweging verhoogt adiponectine, verlaagt FFA's en verbetert glucoseopname in spieren.
• Anti-inflammatoire voeding (denk aan omega-3, groenten, kruiden, vezels) helpt om IL-6 en TNF-α te verminderen.
• Slaap en stressmanagement hebben invloed op het hormonaal systeem en kunnen de ontstekingsreactie dempen.
• Minder suikers en bewerkte koolhydraten een stabiele bloedsuikerspiegel verlaagt de immuun activatie en MCP-1 expressie.
• Stoppen met roken Roken activeert ontstekingsreacites inclusief MCP-1 productie
• Minder eetmomenten of intermittend fasting Heeft een positieve invloed bij insulineresistentie
• Ondersteunde supplementen: Omega-3, Curcuma, Berberine, Resveratrol
Conclusie: vet is een orgaan dat gehoord wil worden
Vetweefsel is geen stille passagier. Het is een actief en spraakmakend orgaan dat – wanneer het overbelast raakt – een cascade van ontsteking, hormonale verstoring en insulineresistentie in gang zet.
Door te begrijpen wat er op cellulair niveau gebeurt, zien we dat gezondheid niet alleen draait om gewicht of calorieën. Het draait om metabole balans, ontstekingsremming en het terugluisteren naar de signalen van je lichaam. Want vet heeft misschien geen stem, maar het heeft wél een verhaal.
Start hier met schrijven...